Vanwege het vijfjarig bestaan van Whiskybase in Rotterdam Noord werd de Whiskybase Gathering georganiseerd. Een festival dat zich richt op mensen die al vaker een whiskyfestival hebben bezocht en toe zijn aan iets anders dan de grote merken en dat ook ruimte bood om leden van het Whiskybase forum te ontmoeten.
Rond een uur of één fietste ik de Maastunnel door, op weg naar de Maassilo op Zuid. Het is een handige locatie, de metro stopt er bijna recht boven en de tram ernaast, handig voor wie iets verder dan fietsafstand moest. Alles was prima geregeld: ik werd vlot geholpen bij de garderobe en voorzien van muntjes, plattegrondje en een opvallend proefglas op een steel. Ik begreep later dat niet iedereen erover te spreken was – sommige bezoekers hadden toch liever een glencairn, maar ik vond het een mooi en prettig glas.
Ik wandelde naar binnen en maakte een verkenningsronde. Een hal met whisky, in het midden een foodcourt en daarna nog een hal met whisky: indrukwekkende rijen flessen met namen die ik nog nooit had gezien. Het festival was duidelijk minder mainstream dan het Internationaal Whisky Festival.

Aan de gesprekken om me heen merkte ik al gauw dat ik me tussen de hardcore whiskyliefhebbers bevond. Even voelde ik me een indringer, alsof ik eigenlijk te weinig wist van whisky om zo’n festival te bezoeken, en ik was bang dat iemand iets aan me zou vragen waar ik dan een teleurstellend antwoord op zou moeten geven – en waarmee ik als vrijwel de enige vrouw op het festival meteen allerlei vooroordelen zou bevestigen. Belachelijk eigenlijk, zelfs met whisky drinken ben ik een perfectionist.

Ontmoetingen
Mijn angst was nergens voor nodig. Het was een heel gezellig festival en mensen waren ontzettend open. Ik hoorde veel mensen met elkaar praten over whisky’s – “wat heb jij? mag ik even ruiken?” – andere festivals en reizen door Schotland. Ik kreeg behoorlijk wat vragen omdat ik rondliep met mijn notitieboekje. Leuk, want zo spreek je nog eens iemand.
Na een Port Askaig 8 – rokerig doch fris, maar niet helemaal mijn smaak – ging ik aan een tafeltje zitten met een Bunnahabhain 18, een veel rijkere en rijpere whisky met behoorlijk veel invloed van sherry. Tegenover me kwamen twee mannen zitten, de een was niet heel erg thuis in whisky, maar de ander zou er waarschijnlijk een boekenkast over vol kunnen schrijven. Hij vertelde met groot enthousiasme over al zijn bezoeken aan distilleerderijen en tipte de Indiase Amrut, die ik opmerkelijk genoeg naar geglazuurde appels vond ruiken.

Daarna was het tijd voor een Edradour Caledonia 12. Terwijl ik probeerde te zoeken naar de woorden voor wat ik rook – veel sherry, vanille, honing… – liep er iemand langs met zijn eigen glas, van Maltstock. “Wat is dat, Maltstock?” Een whiskyfestival van een heel weekend: op vrijdagavond komen liefhebbers uit alle windstreken en ze vertrekken op zondagochtend. Iedereen neemt zelf een fles whisky mee en er is vanalles te doen, zoals masterclasses volgen of eten bij het kampvuur.
Ondertussen hoorde ik overal om me heen “mooi” en “lekker” en iedereen had het merkbaar naar zijn zin. Na een paar uur begonnen de effecten van de alcohol duidelijk te worden. Af en toe liep er iemand tegen een tafel en er werd hard gelachen, maar het werd nooit hinderlijk. Dat is wel verfrissend. Op andere festivals, waar je na het betalen van entree onbeperkt standaardbottelingen kunt proeven, willen mensen nogal eens vervelend worden aan het eind van de dag.
Whisky uit heel Europa

Andere bezoekers wezen me op een stand met Zwitserse whisky, gerijpt op biervaten. Ik werd nieuwsgierig en liep meteen even langs de stand van Gül Erdogan van Helvetia Spirits. Hij studeerde in Zwitserland, zo kwam hij erop om Zwitserse whisky te gaan importeren. Ik probeerde de fruitige, kruidige Säntis Sigel Edition en daarna de Langatun Old Bear, gelagerd op Chateauneuf-du-Pape vaten – een mooie, zachte en fruitige whisky met de geur van honing, maar ik herkende de wijn er niet in. Als wijnfanaat vond ik dat jammer.

Interessanter vond ik de Franse Glann ar Mor, ook door Helvetia geïmporteerd. Het is een Schots geïnspireerde whisky, zonder turf. De geur is zeer droog en granig, maar anders dan ik gewend ben. Dat blijkt te komen omdat er gebruik is gemaakt van Maris Otter wintergerst. De Kornog Peated van hetzelfde bedrijf viel me tegen – het was whisky en het was turf, maar het geheel was niet meer dan de som der delen. Dezelfde whisky met Sauternes cask finish vond ik veel lekkerder. Het vormde een complex en harmonieus geheel dat zo uit Schotland had kunnen komen.

Het einde van de dag sloot ik af met een Glendalough Poitín. “Weet je het zeker? Ik zou er eerst even aan ruiken voor je een glas neemt.” Ik vond ‘m erg lekker ruiken. Dat leidde tot een opgetrokken wenkbrauw: “Je bent vandaag de tweede die ‘m lekker vindt.” Ik liet andere bezoekers waar ik mee in gesprek was even ruiken – die sprongen van schrik achteruit. “Zonde van je muntje”, “ik ruik natte hond” en “het lijken wel bedorven aardappels”. Die natte hond snap ik nog wel een beetje, maar als iemand die opgegroeid is met een boxer die nooit op schoot wilde, behalve nadat ie in de sloot had gezwommen, vond ik er niks mis mee. Lekker, zo’n knuffelige, natte hond in de zomerzon. Verder vond ik hem vooral heel rijk met veel rozijnen en chocola.
De dag liep ten einde en het werd tijd om wat te gaan eten. Ik vond het een mooie dag, zeer voor herhaling vatbaar, met een ongebruikelijk gezellige en open sfeer. Echt een aanrader!

Ha Alicia, leuk verhaal hoor. We hebben er lang op moeten wachten ;-). En, zoals je niet verwacht, heb ik jouw blaadje niet ergens in mijn portemonnee gestopt en na maanden weer terug gevonden. Was al gelijk lid van je Blog geworden.
Groetjes van die stemacteur met lange haren en zijn bedorven aardappel whiskey.
Ik ben jaloers!
Een volgende keer wil ik ook graag meedroegen.
Vriendelijke groet,